Ridiva

Dit verhaal is geschreven door Wilco Born om ooit te worden verfilmd. Het is geschreven op 10 juni 2008. Dit verhaal refereerde ik in deze blog.

Daar loopt hij, zo alleen. Al zijn vrienden kwijt. Ze hadden hem bijna ontslagen, die “politievrienden”. De trein scheurt langs hem heen. Hij loopt naar de politiewagen. Hij stapt in de auto en rijdt weg. Treurig kijkt hij om zich heen. Het leven heeft toch wel meer te bieden dan dit? Oh nee, hij let even niet op, hij wordt spookrijder, hij, hij! Even weet hij niks meer.

Opeens wordt hij klaarwakker. Hij hoort het loeien van sirenes. Van welke zou deze sirene zijn? Als hij om zich heen kijkt, ziet hij veel bloed om zich heen. Oh nee, hij wordt weer draaierig! Hij voelt een schok door zich heen. Wat was dat nou? Hij heeft daar te weinig energie voor en maakt zich slap.

Hij weet niet hoe lang, maar even later wordt hij slaperig wakker. Hij kijkt om zich heen. Waar is ie? Hij laat zich plat op zijn rug vallen om bij bewustzijn te komen. Als hij bij bewustzijn is, ziet hij een zuster. Opeens denkt hij dat hij het weet. Hij zit in een ziekenhuis.

Hij springt op, rent weg, maar dan heeft hij een pijnkreet in zijn binnenste. De infuus zat er nog in. Door het rennen is die eruit gegaan, dus hij rent verder. Even wordt hij tegengehouden door twee dokters, maar hij pakt zijn pistool en richt hem op hun en zegt: “Mag ik nou doorrennen?” De twee dokters knikken gauw ja en maken de weg vrij.

Gauw rent hij verder. Hij gooit de voordeur open en ziet een hele volle parkeerplaats staan, waar hij naartoe rent. Hij zoekt een auto met sleuteltjes in het sleutelgat en vindt een Volkswagen Golf. HIj stapt in en rijdt snel weg.

Hij rijdt terug naar huis. Even vraagt hij zich af waarom  hij dit gedaan heeft, maar het is toch beter om op te letten tijdens het rijden. Als hij thuis is aangekomen, is de avond al bijna gevallen. Hij gaat nog even beneden zitten en gaat daarna slapen.

Hij sliep zogenaamd. Toen zijn vrouw sliep, ging hij heel zachtjes naar beneden. Hij tekende een plattegrond van het huis van de buren plus bewaking en ging ermee naar buiten. Ook voor de zekerheid nam hij een pistool mee. Hij had de sleutel en in het huis ernaast lag zilver, waar hij altijd al jaloers op was. De buren wisten dat hij politieagent was, dus zouden hem niet snel verdenken.

Hij deed de deur open. Hij ging netjes langs alle bewaking en kwam zo bij het zilver. Toen hij het in zijn zak had gedaan, ging hij gauw het huis uit. Toen hij de deur uit was, deed hij netjes de deur op slot en ging zijn huis in. Hij legde het zilver neer alsof het van hem was, maar verstopte het wel. Hij ging heel zachtjes naar boven. Hij keek daar op de klok: 03:16.

Hij ging voorzichtig in bed liggen en slapen. De volgende dag werd hij wakker. Zijn vrouw was al op. Die had het zilver gevonden en zei tegen hem: “Wat lief dat je gisteravond nog zilver voor ons hebt gekocht!” Toen schrok hij zich rot. Nou had hij al twee verkeerde dingen gedaan. Een auto gestolen en zilver gestolen.

“Kom”, zegt zijn vrouw, “je moet naar je werk!” O, ja, denkt hij. Hij doet zijn politiepak aan met pistool en stapt in de Volkswagen Golf, en zijn vrouw zegt nog na: “Mooie auto gekocht!” Dan rijdt hij weg. Hij heeft geen zin in werken. Weetje, denkt hij. Ik ben toch bijna ontslagen en ik heb er geen zin in, dus ik ga toch lekker naar de winkel.

Als die in de stad is aangekomen, gaat hij naar de winkel naast de bank, de speelgoedwinkel. Daar staat die een speelgoedpistooltje te kopen. Wel een bijna echte en is ook groot. Hij heeft zijn echte pistool ook mee. Als hij heeft afgerekend, loopt hij naar de bank met een gezicht: shit, ik ben blut.

Dan krijgt hij een geniaal idee! Hij pakt in plaats van zijn speelgoedpistool het echte pistool. Hij loopt naar de bank en zegt met het echte pistool: “Je geld of je leven!” De man schrikt zich dood. De bankman begint alt e zoeken, maar grijpt zelf snel in. “Meneer, het is maar een nep pistooltje, hoor!” zegt hij. Ondertussen loopt een politieman in burger naar de bank toe. “Kijk maar!” zegt hij, wanneer hij de lucht in schiet en de kogel af gaat!

De politieman grijpt in en zegt: “Hands up!” Gauw sprint hij weg achter de bar waar de bankman zit. De bankman had bang naar deze stunt gekeken. Nu volgt hij: “Mag ik al jouw geld!” en volgt daar achteraan: “NU!” Als die het geld meegenomen heeft, pakt hij zijn pistool en schiet! Ohh, lukt niet. Hij had het speelgoedpistooltje gepakt.

Hij pakt het andere pistool en schiet! Hij denkt een slim idee als hij nou eens een raampje achter hem kapot schoot en door het raampje vluchtte. Hij voerde zijn plan uit. Ondertussen kwamen er politieauto’s aan, die van dit voorval gehoord hadden. De politieman hoorde dat ze eraan kwamen en verstopte zich gauw.

Toen de politiemannen uit de auto’s waren gestapt waarbij ze de sleutels hadden laten zitten, ging hij naar één van de wagens, stapte erin, startte de auto en reed weg. Ondertussen onder het rijden denkt hij aan deze laatste twee domme dingen. Wat nou als hij wordt opgepakt? Wat nou als zijn vrouw erachter komt? Maar nu nog de vraag: Hoe krijgt hij dit in zich?

Hij rijdt naar het politiebureau, brengt de wagen weg, regelt een taxi en gaat naar huis. Thuis aangekomen vraagt zijn vrouw waarom hij hier zo vroeg is. Hij zegt dat die daar niet over wil praten.

Als hij even op zijn “kleine” politiekantoortje is, in dat huis, gaat zijn vrouw naar hem toe. Als zij klopt, werd er op de deur geschoten. Geen één keer was raak. Toen werd hij gek. Hij smeet de bureautafel omver en met zijn pistool gericht deed hij de deur open. Zo ging hij verder.

Hij was zo kwaad op iedereen die hem kwaad had gedaan. Hij liep naar het busstation en deed daar weer gewoon. Hij had een geniaal idee. Gelukkig, de bus  kwam eraan. Gauw stapte hij in en ging voorin zitten. Toen ze flink op weg waren, ging hij met zijn pistool naar de chauffeur en zij: “Handjes omhoog, geef het stuur maar hier.” Toen ging hij op de chauffeurs zijn plek zitten.

Hij stuurde naar de zeekant. Hij reed per ongeluk langs het politiebureau, waar ze de bus opmerkten en erachteraan gingen. Toen hij (met de politie op de hielen) bij de brug waar je de zee in kon rijden was, reed hij recht op zijn doel af: de zee. Al deze onschuldige mensen zouden dan verdrinken. Toen hij erheen had gestuurd, sprong hij uit de bus, waar hij pijnlijk op een auto die reed viel. De bus viel in het water, de politiewagens crashten erachteraan. Ook hun vielen in de zee.

Hij lag nog op de auto die reed, dus hij zal eerst wel eens naar binnen moeten gaan. Binnen zaten twee bestuurders. Hij ging naar binnen en zei met zijn pistool gericht op hun: “Hands up, en spring uit de auto.” Toen ze dat gedaan hadden, hadden ze veel pijn.

Hij ging gauw achter het stuur zitten en rijden. Hij dacht niet na over wat hij had gedaan. Hij was bezeten van zijn nieuwe ziekte. De Ridiva. Door zijn ziekte heeft hij nu de nieuwe polities achter hem niet opgemerkt.

Hij reed snel door naar zijn huis. Thuis aangekomen gaat hij naar boven. Ondertussen hebben alle agenten zich verzameld om het huis, met alle wapens in aanslag. Toen schopten ze de deur in, met de pistolen in aanslag. Dat hoorde hij.

Hij pakte zijn pistool en ging naar beneden. Bij de trappen aangekomen zag hij door het bovenraampje dat zijn vrouw werd gepakt. Hij schoot voor waarschuwing op de deur: een gat. Daar kon hij mooi doorheen kijken.

Hey, naast hem staat een kast. Die kast zou hij kunnen omgooien voor dekking. Als hij moet gebeuren, moet het nu gauw gebeuren! Hij rende naar de kast, duwde hem om en ging erachter zitten. Net op tijd, de politie’s kwamen er aan en opmerkte die kast. Ze schoten er een paar keer, maar merkte dat er niets gebeurden.

Die politie’s die daar stonden zijn wel een van die “zogenaamde” vrienden, dus die kunnen dood, de gruwelijkste dood. Hij stond op, richte snel en schoot ze professioneel één voor één neer! Hij liep er gebukt naartoe, deed de politiepakken uit en deed die zelf aan. Hij verwisselde de pistolen en legde één van de lijken bij de plek van hem neer.

Hij ging door de deur naar de commandant, die hij vlak bij hem neerschoot. Hij pakte zijn uzi en schoot iedereen neer. Hij ging gauw achter die wagen met zijn vrouw. Hij zou alles doen voor zijn vrouw! Een leger uitmoorden, een wereld veroveren, echt alles! Hij was koelbloedig, echt, heel koelbloedig door deze ziekte, de Ridiva!

Toen hij in de wagen aan het rijden was, pakte hij zijn wapen. Voor hij echt zijn wapen in aanslag hield, ging hij heel snel rijden. Toen hij voor zijn vrouw plus wagen en nog een heel eind verder was, stopte hij midden op de weg. Hij pakte nu echt goed zijn wapen, ging uit de auto op de motorkap staan, met zijn uzi gereed.

Ahh… daar kwam de wagen al aan. Hij richtte, schoot, en de auto slipte erg. De banden had hij lek geschoten! Hij schoot een paar keer op het raam en rende erheen. Ondertussen kwam er een vrachtwagen aan die die wagen waar hij net uit kwam helemaal kapot beukt.

Ondertussen was hij bij de auto aangekomen, pakte zijn vrouw, wilde terugrennen, maar bedacht zich. Hij deed de deur open en zei: “Hands up, en rij waar ik heen wil!” Nadat ze de banden hadden geplakt en al even onderweg zijn, zei hij er nog bij: “En wapens inleveren.”

Toen ze dat gedaan hadden, reden ze naar het politiebureau. Toen ze daar netjes geparkeerd hadden, ging hij naar het politiebureau met uzi en hield de vrouw het pistool vast om hun in de auto te bewaken.

Hij ging naar de muur toe, want nu kon elke beweging fout zijn. Hij hield zijn geweer in aanslag. Hij ging naar de eerste kruising. Hij liep er tot dicht bij toe. Hij pakte zijn uzi en hij ging klaarstaan. Toen was het moment er dat hij naar voren sprong waar twee agenten waren en hij schoot ze neer. Hij liep snel naar de dode agenten, nam de pistolen en ammunitie mee en ging richting de bijingang waar die nu vlakbij was.

Ondertussen gebeurt er niets bijzonders in de auto. Zijn vrouw had rustig zitten opletten, maar eventjes niet. Toen grepen ze hun kans en grepen naar een pistool. Ahh, raak! Een van de mannen richtte zijn pistool en zei: “Hands up!” Ondertussen had hij de bijingang gevonden. Hij ging voorzichtig naar binnen. Gelukkig, niemand staat daar.

Ondertussen hoort hij een auto starten. Wie zou dat zijn? denkt hij. Hij kijkt naar buiten en ziet de auto van de agenten starten. Hij gaat gauw verder naar binnen, schiet of gooit iedereen weg, tot en met die bij het zenderhuis is aangekomen, waar je ziet waar die politiewagen is. Hij zoekt en vindt de zender apparaat en neemt hem mee.

Toen hij buiten was aangekomen, ging hij gauw een politiewagen in, geen burger, maar de wilde staatspolitie! Hij had wat sleuteltjes meegenomen, dus ging hij in een wagen zitten, deed de sirenen plus lichten aan en reed achter hem aan.

Toen die dicht bij hem was, schoot hij de bestuurders neer! Achter hen kwamen opeens allemaal politiewagens aan. Hij vroeg of zijn vrouw bij hem kwam. Dat wou zij niet en ging achter het stuur zitten, waarbij ze alle twee weg raceten. Zijn vrouw was veel minder snel dan hij.

Ze gingen de stad in, waar ze remden. Ze stapten uit met alle wapens en ammunitie. Ze gingen de kerk binnen, waarbij ze alle wapens gereed maakten. Hij vroeg nog of zij bij hem wilde blijven. Zij zei: “Nee, ik ga hier weg. Alleen red ik het wel!” “Maar ik ga de hele wereld voor jou veroveren, liefje!” zegt hij als antwoord. “De wereld is niet genoeg!” zegt zijn vrouw, waarbij ze nog een beetje aan het lachen zijn, maar uiteindelijk gaat ze toch weg.

Toen ze halverwege was, werd ze neergeschoten. Dat was het toppunt voor hem. Hij pakte een machinegeweer en schoot ermee vijf agenten dood. Hij rende naar de wagen en reed supersnel weg. Hij wou de wereld, nee, de wereld is niet genoeg! Hij racete snel door de stad.

Maar toen gebeurde het. Oh nee, hij lette even niet op, hij wordt spookrijder, hij hij. Even weet hij niks meer. Opeens wordt hij klaarwakkeer. Hij hoort het loeien van sirenes. Van welke zou deze sirene zijn? Opeens hoort hij een paar stemmen. “U staat onder arrest!”

“Wat heb ik gedaan!” zegt hij. “Wat heb je gedaan, wat heb je gedaan? Heb je liggen dromen ofzo?!” zegt de tweede politieagent. De politieagent wacht op antwoord, maar dan valt de gearresteerde hem in de rede. “Ik weet alleen nog dat ik thuis was aangekomen nadat ik een auto had gestolen, maar weer teruggebracht naar boven ging en zat op mijn kleine politiebureautje boven. Vraag maar aan mijn vrouw!”

“Ehh, die is, ehh… dood.” zegt de derde politieagent, maar dan valt de eerste hem in de rede. “Op het politiebureau vertellen wij u alles, meneer.” Toen ze bij het politiebureau waren aangekomen, werd hem het hele verhaal van voor naar achter vertelt.

“Toen werd je zo kwaad op iedereen, dat je tien politiemensen slim hebt vermoord, daarna achter je ontvoerder vrouw bent aangegaan. Voor dit alles was je zo kwaad dat je een volle bus in het water hebt gereden. Je had je vrouw gered, later, toen nog een keer je vrouw de ontvoering had vernomen, was u op de zendermanier de auto achterna gegaan, waarbij hij de ontvoerders neer had geschoten, wij u vonden, jullie snel met twee auto’s gevlucht zijn, toen in de kerk met pistolen en geweren plus bergen ammunitie en uw vrouw ging weg, waarbij ze werd neergeschoten. Door uw kwaadheid had u om die reden vijf politieagenten de dood gegeven en weg racete met de auto in een ongeluk terechtgekomen. Wat vindt u van uzelf?” Hij stond helemaal stokstijf, honderd procent verbaasd en heel erg verdrietig.

Die laatste weken had hij het druk. Allemaal begrafenissen achter elkaar, geen één wilde hij missen. Bij de begrafenissen van zijn vrouw had hij heel veel rouw. Na de weken van onrust werd er veel in de boeken gezocht wat voor een ziekte het was. Ze kwamen er alleen achter hoe je het kreeg. Als je vanaf nu in die familie zit, heb je kans als je het ongeluk krijgt dat jij het ook krijgt. Maar er is maar een kans, want je zit misschien niet in de familie, maar wel in het ongeluk!